Soorten en gradatie ondervoeding.
Als men spreekt over ondervoeding bij kinderen maakt men een onderscheid tussen chronische en acute vormen.
Tot de eerste behoort “stunting”, met name dat het kind te klein is voor zijn leeftijd. Dit valt niet zo evident op maar is toch een vorm van ondervoeding die men frequent vindt, vooral in de lage-inkomenslanden van Sub-Sahara-Afrika en Zuid-Azië. Het is het gevolg van een chronisch tekort aan voldoende of gepaste voeding en drinkbaar water, een zwak gezondheidszorgsysteem, en wordt in de hand gewerkt door herhaalde infectieziekten. UNICEF schatte in 2022 dat wereldwijd ongeveer 150 miljoen of 22 % van de kinderen onder vijf jaar hiertoe behoren; in Congo gaat het om meer dan 40 % van deze leeftijdsgroep. Dit kan later leerproblemen en/of mentale achterstand veroorzaken.
Maar als men het heeft over ondervoeding of malnutritie gaat het meestal over kinderen die significant te weinig wegen voor hun lengte, door een te lage inname van calorieën (zoals we nu meemaken in Gaza), al dan niet verergerd door acute infectieziekten zoals malaria, ernstige diarree en luchtwegeninfecties of -zeldzamer- tgv een chronische aandoening zoals kanker of tuberculose. Risicofactoren op ondervoeding bij jonge kinderen zijn extreme armoede, lage scholing van de moeder, alleenstaande moeders, ziekte of handicap van de moeder, te snel op elkaar volgende zwangerschappen, tienerzwangerschappen, meerlingen, familiale problemen, te eenzijdige voeding.
Er zijn verschillende gradaties van ondervoeding, gaande van licht tot zeer ernstig en levensbedreigend (zogenaamde “wasting of marasme”). Verder is er nog “kwashiorkor”, waarbij de kinderen opgezwollen (veralgemeend oedeem) en opvallend apathisch zijn en veroorzaakt is door een gebrek aan eiwitten in de voeding.
In de regio (gezondheidszone of zone de santé) Katako-Kombe heeft men te maken met alle vormen van ondervoeding. Er werden de laatste jaren tweemaal grondige enquêtes uitgevoerd, waarbij telkens ongeveer 10 % van de kinderen onder vijf jaar (vooral tussen 6 maand en drie jaar) aan ernstige ondervoeding bleek te lijden, en één derde hiervan aan de zeer ernstige vorm, marasme; ongeveer 0,5 % leed aan kwashiorkor.
Theoretisch gezien zou ondervoeding in deze streek eerder zeldzaam mogen voorkomen, omdat de basisbestanddelen in de voedselketen beschikbaar zijn. Het zijn vooral de hogervermelde sociale risicofactoren en uitlokkende factoren die verantwoordelijk zijn. Er is wel nog een lokale factor aanwezig, met name een insect dat gemiddeld om de twee jaar de rijstoogst grotendeels vernietigt in een deel van de gezondheidszone; als men weet dat rijst de basisvoeding is in deze regio kan men verstaan dat als het insect toeslaat het aantal kinderen met ondervoeding ook drastisch toeneemt. Men heeft geen efficiënt bestrijdingsmiddel tegen dat insect gevonden, ondanks grondig wetenschappelijk onderzoek, onder meer door de Food and Agriculture Organization (FAO).
De detectie van ondervoeding geschiedt normaal gezien ter gelegenheid van een driemaandelijks bezoek van de moeder en haar kinderen onder vijf jaar in het dichtsbij gelegen gezondheidscentrum (centre de santé) ter gelegenheid van de zogenaamde “consultation préscolaire”, die verplicht en gratis is. De kinderen worden hierbij gemeten, gewogen en de bovenomtrek van een arm wordt gemeten; dit laatste is een eenvoudige maar belangrijke diagnostische test om ondervoeding op te sporen. Deze parameters worden vergeleken met voor de lokale populatie vastgelegde referentiecijfers, die op grafieken (groeicurves) worden weergegeven en in de de fiche van het kind worden bijgehouden; dit laat ook toe de evolutie van de parameters te volgen en eventuele plotse wijzigingen op te sporen en zonodig alarm te slaan. Maar niet alle moeders bieden zich met de nodige regelmaat aan, vooral als er sociale risicofactoren bestaan of uit schaamte met een ondervoed kind naar het centrum te komen. Er zijn lokale vrijwilligers (zogenaamde “relais communautaires”) om deze moeders op te zoeken en te motiveren om toch naar die consultatie te komen.
Het Congolese gezondheidssysteem is op papier perfect georganiseerd en er bestaat een organisatie, PRONANUT (Programme National de Nutrition), die verantwoordelijk is voor de aanpak van ondervoeding en o.m. met UNICEF samenwerkt. In de regio Katako-Kombe is PRONANUT nagenoeg onzichtbaar op terrein en UNICEF is er de laatste jaren veel minder actief. Beide organisaties zouden onder meer de producten die nodig zijn bij zeer ernstige ondervoeding moeten ter beschikking stellen (“PLUMPY’NUT”), in het bijzonder aan het ziekenhuis, waar die kinderen normaal gezien moeten verwezen worden vanuit de gezondheidscentra. In welke mate de stopzetting van de Amerikaanse ontwikkelingshulp via (“USAID”) en de sterke reductie van hun bijdrage aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ter plaatse een belangrijke rol zal spelen is nog te vroeg om te evalueren. De Amerikaanse niet-gouvernementele organisaties hebben zich intussen wel teruggetrokken, en dat betekent onder meer dat er veel minder levensnoodzakelijke medicatie ter beschikking is en dat de steun aan zogenaamde communautaire organisaties, zoals de hogervermelde relais communautaires, gestopt is. Ongetwijjfeld zal dit ook een negatieve impact hebben op de aanpak van de ondervoeding.
Aanpak van ondervoeding in Katako-Kombe in het verleden.
De laatste twee decennia hebben een aantal internationale organisaties zich professioneel toegelegd op ondervoeding in de gezondheidszone Katako-Kombe (Cordaid, Action Contre la Faim, Caritas), met enquêtes en statistieken, de installatie in bepaalde centres de santé van lokalen waar alles ter beschikking was voor de detectie, aanpak en lokale behandeling van de middelmatige en ernstige gevallen, evenals de behandeling van de zeer ernstige gevallen in het ziekenhuis. Maar spijtig genoeg bleven deze organisaties hoogstens een drietal jaar actief, waarna zij plots vertrokken. Gezien ondervoeding een chronisch recurrerend probleem is, dat onafgebroken de nodige aandacht vraagt (denken we bijvoorbeeld aan de telkens bijkomende groep jonge moeders die voordien geen professionele begeleiding of aandacht van hun omgeving kregen), is het telkens nagenoeg aan nul herbeginnen.
Aanpak van ondervoeding in Katako-Kombe door Memisa.
Normaal gezien zou Memisa zich in Katako-Kombe niet echt moeten bezig houden met het probleem van ondervoeding, gezien gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en UNICEF de taak hebben zich hierover te ontfermen. Maar gezien de verontrustende toestand en het gebrek aan structurele hulp heeft Memisa zelf het heft in handen genomen en een budget hiervoor voorzien; hopelijk als tijdelijke overgangsmaatregel.
Gelukkig kan men ter plaatse rekenen op nutritionisten (voedingsdeskundigen), die hun vak kennen en heel gedreven zijn, vooral nu zij ook gesteund worden voor hun werk en middelen krijgen om zich te verplaatsen, vormingen te geven en voedsel voor de zware gevallen aan te kopen. Hun voornaamste taak is de moeders met ondervoede kinderen, aan te leren welke voeding zij hun kinderen moeten geven, eens borstvoeding gestopt of afgebouwd wordt. De overgang naar andere voeding, zeker na het volledig stoppen van de borstvoeding, is een kritieke periode als de jonge moeder niet begeleid wordt door oudere meer ervaren vrouwen. In de praktijk dient de moeder (of zo nodig een voedster of min) de eerste zes maanden exclusief borstvoeding te geven. Nadien poogt men de moeders te overtuigen aan het kind tot twee jaar borstvoeding door te geven, en progressief andere voeding toe te voegen. Een voordeel is ook dat -zeker exclusieve- borstvoeding een relatief goed én goedkoop anticonceptiemiddel is en het risico op een vroegtijdige nieuwe zwangerschap drastisch vermindert.
Het accent van de opleiding ligt enerzijds op de uitleg van het belang het kind regelmatig te laten onderzoeken in het centre de santé, waar de groeiparameters worden opgevolgd en de vaccinaties verricht; anderzijds op het aanleren van het bereiden van de gepaste brei (zogenaamde “bouillie”) voor het kind, bij het spenen van de borstvoeding en later. De nutritioniste geeft hierbij een “culinaire demonstratie” in de dorpen, waarbij zij samen met een groep jonge moeders en meestal in aanwezigheid van de dorpsgemeenschap de verschillende soorten bouillie klaarmaakt. Hierbij maakt zij enkel gebruik van lokale voedingsmiddelen, rekening houdend met het seizoen, en zorgt ervoor dat de bouillie alle nodige voedingsstoffen bevat al naargelang de leeftijd en het gewicht van het kind.
In het gezondheidscentrum houdt men bij deze kinderen nauwkeurig de vaccinaties in het oog, en geeft men hen vitamine A, foliumzuur en ijzer, evenals mebendazol, omdat die darmwormen doodt die de opname van voedingsstoffen verhinderen.
Ook in het ziekenhuis zijn de nutritionisten actief, in samenwerking met de dokters en verpleegkundigen van de pediatrie. Deze houden zich vooral bezig met de kinderen met marasme. Zij geven zo nodig infusen en ook PLUMYNUT, tot deze kinderen opnieuw kunnen gevoed worden met een aangepaste bouillie, die onder toezicht door de moeder wordt gegeven. Missies van Artsen Zonder Vakantie in Katako-Kombe spitsen zich ook toe op deze problematiek. Hospitalisatie wordt in de mate van het mogelijke zo kort mogelijk gehouden zodat de moeder, die ook andere taken heeft (op het land werken, zorg voor haar andere kinderen), terug naar huis kan terugkeren.
Het is de bedoeling en de hoop dat met de introductie van deze eenvoudige maatregelen het aantal gevallen van ondervoeding, en vooral de ernstige vormen, drastisch zou dalen. Memisa zal er ook over waken dat zolang andere organisaties hun verantwoordelijkheid op dat vlak niet opnieuw opnemen dit syteem zou onderhouden worden. Het ideale zou zijn dat de opvang van relatief zware gevallen gedecentraliseerd zou kunnen doorgaan in een aantal centres de santé.
Yves Kluyskens