Hierbij uittreksels van een artikel dat verschenen in Rotary Contact (auteur: Steven Vermeylen)
Nele Vangheluwe is als spoedarts verbonden aan ziekenhuizen in Deinze en Oostende. Tijdens haar vakantieperiodes is ze echter in Afrika te vinden, waar ze helpt bij de uitbouw van spoedafdelingen in plaatselijke hospitalen. ‘De noden zijn enorm, maar de inzet van mijn Afrikaanse collega’s dwingt bewondering af.’
Sinds 2005 reist dokter Nele een viertal keer per jaar naar landen als Congo, Rwanda, Burundi en Benin. Als vrijwillig expert bij Artsen Zonder Vakantie (AZV) zet ze zich in voor een toegankelijke en kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Vanuit haar expertise focust zij vooral op spoedeisende hulp, een domein dat in Afrika nog grotendeels in de kinderschoenen staat. Door een goede wisselwerking met de plaatselijke collega’s zorgt ze ervoor dat de aanpak optimaal is aangepast is aan de lokale omstandigheden.
Tijdens trajecten van (in principe) drie jaar geeft Nele opleidingen en gaat ze mee aan de slag, terwijl AZV medisch materiaal ter beschikking stelt. ‘Het is mooi om te zien dat er bij elke missie enkele stappen voorwaarts worden gezet. Op drie jaar tijd kan je veel realiseren. Samen stellen we protocollen op, op maat van hun spoeddienst. We leggen een urgentiekast aan. We behandelen vragen als ‘Wat doe je met een acuut zieke patiënt?’, ‘Welke waarden meet je?’, ‘Waar moet die naartoe?’… Zowel theoretische als praktische aspecten komen aan bod. We doen bijvoorbeeld ook reanimatieoefeningen, aan de hand van een oefenpop die ik daarvoor meebreng.’ De missies verlopen in het gezelschap van een verpleegkundige, uit Europa of uit één van de Afrikaanse partnerlanden van AZV. ‘Mijn tijd, mijn kennis en mijn hart delen met de gezondheidswerkers en hun patiënten in Afrika, geeft me zoveel energie. “Wie geeft, ontvangt”, leerde een collega in Benin me ooit, en ik weet dat ze gelijk heeft.’
In oktober was Nele nog in het ziekenhuis van Katako-Kombe (DR Congo). Dit partnerziekenhuis van AZ Maria Middelares ligt in de centrale provincie Sankuru, Het ziekenhuis bedient een regio van 8.400 km2 (of meer dan een vierde van België), met 161.000 inwoners (van wie ongeveer 45 % jonger is dan 15 jaar). ‘Ziek worden en een behandeling krijgen, is in Afrika allesbehalve een evidentie. Hier voel je de ware toedracht van de ‘struggle for life’. Toch heb ik er mijn hart verloren. De hartelijkheid van de mensen doet zo’n deugd. Er heerst een echt gemeenschapsgevoel; het is haast onmogelijk je hier alleen te voelen. En dan is er natuurlijk de prachtige natuur. Bij de minste gelegenheid is er muziek en dans. Met veel creativiteit bedenken de mensen oplossingen voor allerlei problemen en hun beslommeringen doen hun nooit de glimlach verliezen… Wist je dat in de lokale taal – het Tetela – het woordje “neen” niet bestaat? Hier bestaat alleen een ja: “eleo”. Eleo aan het leven!’
Het grote struikelblok is en blijft de schrijnende armoede onder de bevolking, die veel moeite moet doen om medische zorgen te betalen. ‘De mensen leven in het nu. Ze hebben al zoveel moeite om te overleven en de dag door te komen, dat ze minder met eventuele problemen in de toekomst bezig zijn. Betalen voor iets wat ze misschien niet nodig zullen hebben, is in die context niet vanzelfsprekend.’
Aangezien klassieke ambulances vaak niet voorhanden of inzetbaar zijn op de hobbelige en modderige wegen, verloopt het ziekenvervoer grotendeels per motor. Die worden dan omgevormd tot een voertuig dat een zieke persoon min of meer comfortabel kan vervoeren. In Katako-Kombe werd een lokaal comité opgericht dat met eenvoudig materiaal (schoppen, houwelen, kruiwagens..) een aantal wegen (pistes) herstelt en onderhoudt. Met de steun van de provincie Oost-Vlaanderen werden de voorbije jaren twee motor-ambulances aangekocht. Niet alle kleine gezondheidscentra hebben gsm-bereik. Soms wordt een radioverbinding geïnstalleerd, waarmee de gezondheidswerkers het ziekenhuis kunnen vragen een motor uit te sturen. Een deel van de kosten wordt door de bevolking zelf gedragen. Hiervoor betaalt iedereen die op consultatie gaat in een gezondheidscentrum een kleine bijdrage. Die komt terecht in een solidariteitsfonds, waarmee uitgaven zoals de premies voor de chauffeurs, en het onderhoud en de aankoop van brandstof voor de motoren worden gedekt.
Het pendelen tussen twee werelden vereist wel enig aanpassingsvermogen van Nele. ‘In Afrika leef ik op het ritme van de dag. Ik eet wat de pot schaft. In mijn vrije uren valt er niet veel meer te doen dan een boek te lezen, wat werk voor te bereiden of een wandeling te maken. Vaak valt na een bepaald uur de elektriciteit uit. Terug in België vind ik het enorme aanbod aan voeding en luxeproducten telkens weer confronterend. Het bezorgt me een zekere keuzestress. In Katako-Kombe aten we iedere dag hetzelfde: rijst of maniok, wat vlees of vis, en een groene bladgroente. Ik slaag er nog steeds niet in om alle groene groenten daar uit elkaar te houden – alles wat eetbaar is, wordt klaar gemaakt. De verschillen tussen die twee werelden vallen moeilijk te rijmen. Ik kan zelfs niet zeggen aan welke ik de voorkeur geef…’